Je middelomtrek meten
De BMI-index is een goede indicator voor de hoeveelheid vet in het lichaam. Je BMI kan je immers duidelijk maken of je aan overgewicht lijdt of niet. Maar het BMI zegt niets over hoe het vet over het lichaam verdeeld is.
Niet alleen de hoeveelheid lichaamsvet, maar ook hoe het verdeeld is over je lichaam, kan veel zeggen over de gezondheidsrisico’s die je loopt. Het vetweefsel kan zich immers op verschillende plekken van je lichaam goedkeuren.
Het vet kan zich bijvoorbeeld concentreren op de buik. We spreken dan van een appeltype. Dit komt vooral voor bij mannen. Als het vet zich meer concentreert op de bovenbenen en heupen, spreken we van een peertype. Dit type komt vooral voor bij vrouwen, hoewel zij na de menopauze ook vaker een appelvorm krijgen. Het appeltype kan tot meer gezondheidsrisico’s leiden dan het peertype. Buikvet vergroot het risico op diabetes type II en hart- en vaatziekten aanzienlijk.
Hoe meten?
Je middelomtrek meet je met een lintmeter. Kies het smalste deel van je middel tussen de onderste rib en de bovenkant van de heup. De lintmeter mag niet zo hard spannen dat hij de huid samendrukt. Meet je middelomtrek na een normale uitademing.
Mannen
Mannen met een middelomtrek van minder dan 94 cm., moeten proberen op gewicht te blijven. Een middelomtrek tussen 94 cm. en 102 cm. betekent dat de gevarenzone in beeld komt. Bij een middelomtrek van 102 of hoger lopen ze een verhoogd risico en moeten ze proberen af te vallen.
Vrouwen
Vrouwen met een middelomtrek van minder dan 80 cm., moeten proberen op gewicht te blijven. Een middelomtrek tussen 80 cm. en 88 cm. betekent dat ze zich in de gevarenzone begeven. Bij een middelomtrek van 88 of hoger lopen vrouwen een verhoogd risico en moeten ze afslanken.